Beeld­vor­mende vragen beleidsnota Woning­­voorraad, Para­pluplan 2022 en 1e herziening Huis­ves­­­tings­ver­or­­dening Pijnacker-Nootdorp 2019


Indiendatum: 6 okt. 2022

  1. Waarom is het niet toegestaan om voor verkamering en vakantieverhuur een proeftijd van bijvoorbeeld een jaar in te bouwen in de huisvestingsvergunning?
  2. Wat zijn de afwegingen geweest om niet op te nemen dat – net als in Nijmegen – een planschadeovereenkomst met de vergunninghouder in geval van verkamering afgesloten wordt? In de nota van beantwoording staat op p. 19 “De kans op planschade achten wij evenwel beperkt.” Beperkt is niet nul dus waarom doen we het niet?
  3. Is het mogelijk om bij een voornemen tot verkamering eerst een participatietraject met de buurt te laten uitvoeren door de initiatiefnemer en het verslag hiervan bij de beslissing tot afgeven van de omgevingsvergunning te betrekken?
  4. Heeft u doorgerekend hoeveel woningen in onze gemeente onder de voorliggende voorwaarden (=alleen koopwoningen boven de NHG grens komen in aanmerking & de minimale afstand tussen de verkamerde e.d. woningen is 50 meter) in aanmerking komen voor verkamering? Zo ja hoeveel (ordegrootte schatting is voldoende)?
  5. In het raadsbesluit staat dat het werkingsgebied van de regeling voor erfbebouwing één uitzondering kent, te weten de woonbuurt Gooland in Nootdorp. Waar vindt ik dat terug in het bestemmingsplan parapluplan 2022?
  6. Artikel 4 in de regels van het bestemmingsplan maakt hospitaverhuur in beginsel overal in de gemeente mogelijk waar de bestemming ‘wonen’ is. Betekent dat dat iedereen overal iemand in huis mag nemen als hospita als dit artikel ingaat? Is dit een verruiming op de huidige situatie?
  7. Artikel 5.1, lid 2a in de regels van het bestemmingsplan: Wat wordt exact bedoeld bij het derde streepje, een enkellaags hoofdgebouw? Zo ja, moet dat er niet expliciet bij staan?
  8. Artikel 5.1, lid 2b in de regels van het bestemmingsplan: Begrijp ik goed dat met deze regel het bijbouwen van een woning voor mantelzorg vergunningsvrij is? Hoe verhoudt dit zich vervolgens tot artikel 6.1 lid a die het gebruik van bijgebouwen als afhankelijk woonruimte vervolgens verbiedt?
  9. Artikel 5.1, lid f – waarom staat u in deze tijden van klimaatverandering (denk aan waterafvoer bij stortregens) zoveel verstening in de vorm van bijgebouwen vergunningsvrij toe?
  10. Waarom is in de verordening op p. 2 de definitie voor ‘hospitaverhuur’ niet gelijk aan de (uitgebreidere) definitie in de regels van het bestemmingsplan?
  11. In de verordening wordt op meerdere plekken aangegeven dat het college nadere regels/invulling kan bepalen. In het bijzonder [p. 8, art. 3.8, lid 3], [p. 8, art. 3.9, lid 1 en lid 2] & [p. 14, art. 5.4, lid c]. Waar is de nadere invulling van deze artikelen terug te vinden?
  12. In de verordening staat op p. 13 in art. 5.1, lid 1b: ‘…anders dan ten behoeve van de bewoning of het gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar’? Uit de toelichting op p. 43 volgt dat dit een citaat is uit de Huisvestingswet 2014. Maar wat houdt het precies in? Je kunt het lezen als dat wanneer ik twee huizen heb naast elkaar, ik die wel mag samenvoegen tot 1 huis waar ik zelf in ga wonen. Klopt dat?
  13. In de verordening (o.a. p. 14 art 5.4, lid f) is een slechte uitkomst van een bibob onderzoek als weigeringsgrond opgenomen: Wanneer wordt er in praktijk daadwerkelijk een bibob onderzoek gedaan (wat is het beleid hierop)?
  14. In de verordening staat op p. 21 “met enkele corporaties zijn er fundamentele verschillen van inzicht die maken dat prestatieafspraken (op onderdelen) niet tot stand komen.” Is dat nu nog steeds zo? Zo ja, welke corporaties hebben welke fundamentele verschillen van inzicht met onze gemeente?
  15. Begrijp ik goed uit de voorliggende beleidsnota dat vakantieverhuur in onze gemeente alleen (en onder voorwaarden) wordt toegestaan voor minder dan 30 dagen per jaar? Alle andere genoemde voorbeelden van ‘toeristisch verhuur’ zijn dus sowieso niet toegestaan in onze gemeente?
  16. In de beleidsnota wordt op p. 7 en 8 gesteld: “Bovendien worden de eisen verbonden aan de omgevingsvergunning zodat bij eventuele overtreding de vergunninghouder hierop aangesproken kan worden.” Een aantal subvragen over deze handhaving:
    • Vindt er actieve controle op de naleving plaats of alleen na een klacht/melding?
    • In geval van het laatste: Hoe lang zit er gemiddeld tussen de klacht/melding en het aanspreken van de vergunninghouder?
    • Wie gaat de vergunninghouder hierop aanspreken?
    • Welke middelen heeft die persoon om de vergunninghouder ook te dwingen zich aan de eisen te houden?
    • Wanneer en hoe wordt getoetst of de noodzakelijke verbetering ook succesvol doorgevoerd is?
    • Hoe lang mag de vergunninghouder er over doen om alsnog aan de eis te voldoen?
    • Wanneer trek je de omgevingsvergunning in (na hoeveel waarschuwingen)?
    • Hoe lang kan dit vervolgens (via bezwaar en beroep) gerekt worden?
    • Mag je de huurders er zomaar uitzetten als de vergunning (definitief) is ingetrokken of hebben ze huurbescherming?
  17. In de nota van beantwoording, p. 14, antwoord f4: “Aangezien niet iedere situatie kan worden voorzien laat de nota ruimte voor maatwerk per locatie en situatie”. Dit gaat o.a. over overlast van fietsen. Waarom kiest u hierbij voor maatwerk en niet voor het uitwerken van beleid omtrent het fiets parkeren?
  18. Het verkameringsbeleid bij bedrijfswoningen is ons niet geheel duidelijk. Een aantal vragen op dit op te helderen:
    • Als de 2de, 3de en 4de bedrijfswoning bij 1 bedrijf op minder dan 50 meter van elkaar af liggen, mogen ze dan wel allemaal verkamerd worden t.b.v. arbeidsmigranten?
    • Zo nee, waarom niet (de geïsoleerde ligging in het glastuinbouw gebied is hier toch prima geschikt voor)?
    • Mag een ondernemers alleen zijn eigen arbeidsmigranten huisvesten in zijn bedrijfswoning(en)?
    • Zo ja, waarom niet die van zijn buurman in hetzelfde glastuinbouwgebied?
  19. Bent u met ons eens dat de volgende kleine correcties een verbetering van de documenten zijn en voert u deze door in de stukken voorafgaand aan de besluitvorming?:
    • Besluit raad & verordening: artikel 5.1, lid 1, eerste zin, het woord ‘verordening’ toevoegen: “… in bijlage III van deze verordening, zonder ...”
    • Besluit raad & verordening: artikel 5.4, lid e, laatste zin het deel ‘, of’ vervangen door een punt: “…of het omgevingsplan.”
    • Besluit raad & verordening: artikel 5.11, lid d, laatste zin het deel ‘, of’ vervangen door een punt: “…of het omgevingsplan.”
    • Artikelen 1.21 en 1.22 in de regels van het bestemmingsplan: de ‘woning’ aan het eind van de zin moet ‘woningen’ zijn.
    • Beleidsnota p. 3, laatst zin, toevoegen van het woord ‘opgesteld’(of iets van die strekking) en een punt: “Om deze redenen is deze beleidsnota, in samenhang met een herziening van de Huisvestingsverordening en een Paraplubestemmingsplan opgesteld.”
    • In de verordening op p. 15 wordt in art. 5.12 lid 1 verwezen naar ‘artikel 5:7’. Dit moet aangepast worden naar ‘artikel 5:9’.
    • In de verordening op p. 43 staat een opsomming. De ‘4.’ voor de zin die start met ‘Woonvorming’ vlak eronder is weggevallen (de opsomming bestaat uit 4 punten i.p.v. 3).
    • Carla van Viegen
      Fractievoorzitter Partij voor de Dieren
      Pijnacker-Nootdorp

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen gifgebruik volkstuinen en agrarische gebieden in eigendom gemeente

Lees verder

Aanvullende beeldvormende vraag naar aanleiding van de oordeelsvormende vergadering over Vrijenban II

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer

Betrokken persoon

Carla van Viegen

Carla is sinds 2014 fractievoorzitter PvdD. Zij wil dieren, milieu en kwetsbare groepen een stem geven en de gemeente groener maken!